Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet inkomstenbelasting 2001

 

Artikel 6.18 Beperkingen van uitgaven wegens ziekte, invaliditeit en bevalling
1
Met betrekking tot de uitgaven, bedoeld in artikel 6.17, eerste lid, onderdeel a, worden:
a
uitgaven voor farmaceutische hulpmiddelen die niet zijn verstrekt op voorschrift van een arts, in aanmerking genomen tot een bedrag van € 23 per persoon;
b
niet in aanmerking genomen:
1
de premie, bedoeld in paragraaf 3.3 van de Zorgverzekeringswet;
2
de inkomensafhankelijke bijdrage, bedoeld in paragraaf 5.2 van de Zorgverzekeringswet;
3
de bijdragevervangende belasting voor gemoedsbezwaarden, bedoeld in paragraaf 5.5 van de Zorgverzekeringswet;
4
de bijdrage, bedoeld in artikel 69 van de Zorgverzekeringswet, alsmede
5
uitgaven ingevolge een buitenlandse regeling die naar aard en strekking overeenkomt met een regeling als bedoeld onder 1° tot en met 4°.
c
premie en premievervangende belasting voor de volksverzekeringen en uitgaven voor naar aard en strekking daarmee overeenkomende buitenlandse regelingen, andere dan de premie, bedoeld in artikel 17 van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, niet in aanmerking genomen;
d
premies en bijdragen voor een ziektekostenregeling slechts in aanmerking genomen voorzover het gezamenlijke bedrag betrekking heeft op een tijdvak van hoogstens twaalf maanden;
e
de op grond van krachtens artikel 6 van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten uitgevaardigde regelgeving verschuldigde bijdragen in verband met het verblijf in een instelling die is toegelaten om zorg te verlenen, in aanmerking genomen tot een bedrag van 25% van die bijdragen.
2
Uitgaven voor gezinshulp worden als extra aangemerkt voorzover zij meer bedragen dan het bedrag dat volgt uit de volgende tabel.
Bij een verzamelinkomen vóór toepassing van de persoonsgebonden aftrek van
meer dan
maar niet meer dan
worden de uitgaven voor gezinshulp geacht extra te zijn voorzover zij meer bedragen dan het in deze kolom vermelde percentage van het verzamelinkomen vóór toepassing van de persoonsgebonden aftrek
-
€ 28 852
0%
€ 28 852
€ 43 279
1%
€ 43 279
€ 57 703
2%
€ 57 703
-
3%
3
Indien de belastingplichtige gedurende het gehele jaar een partner heeft, worden de uitgaven voor gezinshulp samengevoegd. Over deze periode geldt voor de toepassing van het tweede lid in plaats van het verzamelinkomen vóór toepassing van de persoonsgebonden aftrek het gezamenlijke bedrag van de verzamelinkomens van de belastingplichtige en zijn partner vóór toepassing van de persoonsgebonden aftrek.
4
Indien de belastingplichtige gedurende een deel van het kalenderjaar een partner heeft en zij een keuze als bedoeld in artikel 2.17, zevende lid, hebben gemaakt, wordt de belastingplichtige voor de toepassing van het derde lid geacht gedurende het gehele kalenderjaar een partner te hebben gehad.
5
Uitgaven voor extra gezinshulp worden slechts in aanmerking genomen voorzover zij blijken uit gedagtekende facturen waarin op duidelijke en overzichtelijke wijze de naam en het adres van de gezinshulp zijn vermeld.
6
De uitgaven, bedoeld in artikel 6.17, eerste lid, onderdeel e, worden in aanmerking genomen, indien wordt gereisd:
a
per auto anders dan per taxi: voor € 0,20 per kilometer;
b
op andere wijze: voor de werkelijke kosten.
7
Voor zover uitgaven ten laste komen van een verplicht eigen risico als bedoeld in artikel 18a van de Zorgverzekeringswet, worden zij niet in aanmerking genomen.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •